In 2008 zijn bijna 200 wethouders uit het ambt gestapt, waarvan 122 na een politieke breuk, zo blijkt uit het onderzoek van Binnenlands Bestuur van 9 januari 2009. Alleen in 2004 traden meer wethouders af na een politieke breuk. Procentueel is het verschil echter klein. In 2004 was het 8,7 %van het aantal wethouders, in 2008 8%.
Waarom vertrekken er zoveel wethouders? Helaas geeft het betreffende artikel in Binnenlands Bestuur weinig aanknopingspunten. Kort samengevat blijkt uit de cijfers dat wethouders van buiten niet vaker vallen dan wethouders die uit de gemeenteraad komen, zelfs minder. Het aantal wethouders dat opstapt wegens persoonlijke en gezondheidsredenen neemt toe. Wethouders gaan makkelijker naar een baan buiten het openbaar bestuur. En tenslotte is en blijft het wethouderschap nog steeds een opstap naar een andere bestuurlijke functie.
Voor een verklaring van het grotere aantal vertrekkende wethouders dienen zich een aantal factoren aan. Zo wordt gewezen op de kracht van de lokale democratie. In gemeenten nemen wethouders wel hun verantwoordelijkheid als er fiasco's voordoen. Ze zijn niet gebonden aan het pluche. Dat is geen schande maar een teken van een vitale democratie. Daarnaast wordt daarbij gewezen naar de structuurwijziging van het dualisme, waarbij wethouders geen raadsleden meer zijn. De dualiseringsoperatie heeft daarnaast erg de nadruk gelegd op de verschillende posities van raad en college. Een dergelijke cultuur kan eerder leiden tot het vertrek van wethouders. De vraag is dan wel waarom er niet meer burgemeesters vertrekken, zou het verschil in positie daar voldoende verklaring voor zijn?
Ook het gestegen verwachtingenpatroon ten opzichte van bestuurders kan een rol spelen. Onduidelijk is dan echter of wethouders minder bereiken dan vroeger, is de kwaliteit van wethouders afgenomen? Bovendien is onduidelijk of deze toegenomen verwachtingen zich dan alleen op de wethouders zouden richten, en niet op de burgemeester of de raadsleden?
Wethouders noemen vaak dat de zwaarte van de functie is toegenomen. Dat de zwaarte van de functie en de bijbehorende verwachtingen zijn toegenomen, kan wel verklaren waarom voor meer wethouders de combinatie met een andere baan te zwaar was, en dat een groeiend aantal wethouder stopt wegens gezondheids- en persoonlijke redenen.
Als verklaring van het hoge aantal vertrekkende wethouders wordt als derde factor ook het moment in de vierjarige cyclus genoemd, het tweede volledige collegejaar. Ook 2004 kende immers een groot aantal politiek gesneuvelde wethouders.
Een meer algemene achtergrondfactor lijkt het feit dat het wethouderschap meer als een ‘gewone’ baan wordt gezien, die onderdeel kan uitmaken van een carrière. Ook de instroom van wethouders van buiten maakt het wethouderschap tot een meer ‘normale’ baan die onderdeel uitmaakt van een carriere.
Hoewel het vertrek van een wethouder soms een oplossing kan zijn, ontstaat wel schade voor deze betrokken bestuurders en voor de gemeente. Nadere analyse is dan ook nodig vindt de wethoudersvereniging, want een groot aantal vertrekkende bestuurders is niet goed voor het openbaar bestuur. De wethoudersvereniging heeft eerder dan ook in een gesprek met de staatsecretaris van BZK aangedrongen op een analyse van de loopbaan van de wethouder, van de eerste oriëntatie op het beroep tot aan de uitstroom naar pensioen of een andere baan.
Het grote aantal vertrekkende wethouders maakt duidelijk dat maatregelen nodig zijn. De wethoudersvereniging zich dan ook in voor een structureel professionaliseringsfonds voor wethouders. Het verwerven en onderhouden van kennis en vaardigheden dragen bij aan de verdieping en kwaliteit van het vak. En een goede voorbereiding op een vervolgfunctie zorgt er voor dat het wethouderschap een carrièrestap is in plaats van een ‘uitstap’.
Siebe Keulen
Bestuurslid wethoudersvereniging
Wethoudersvereniging | Postbus 30435 | 2500 GK Den Haag | Tel: 070-373 8123 | info@wethoudersvereniging.nl | Inloggen